‘Geen wetenschap voor de wetenschap, maar voor je eigen levensgeluk’, zo doet J.J. Hartman de rond 1900 ontstane Altertumswissenschaften af. De Nederlandse wetenschappers zien de nieuwe methodes van de oudheidwetenschappen en tekstkritiek niet zitten. Classici als Cobet en Hartman staan nauwelijks in contact met buitenlandse wetenschappers en houden er toch vooral hun eigen methoden op na. Maar waarom bewonderen de grote buitenlandse classici als Housman en Madvig de eigenheid van de ‘Nederlandse filologie’ toch zo? En wat is precies de eigenheid van die ‘Nederlandse filologie’?
Deze podcast is het vijfde deel van de reeks "Van Cobet tot Waszink. De klassieken in Leiden, 1850-1950" waarin Bram van der Velden ons over de geschiedenis van het vakgebied der klassieke talen in Leiden vertelt.
Bram van der Velden is postdoctoraal onderzoeker aan de universiteit Leiden. Hij promoveerde in Cambridge op een proefschrift over Ancient Approaches to Ambiguity in Literature en publiceerde recentelijk artikelen over de geschiedenis van het vakgebied in o.m. Lampas.
Zie voor de ontmoeting van Madvig en Cobet:
B.A. van Proosdij (1954), "Two Thunder-clouds, Closing in Conflict": The Meeting of Madvig and Cobet at the Tercetenary of Leyden University and Its Historical Background, Leiden.
De briefwisseling tussen Kuiper sr. en jr. is hier gepubliceerd:
J.M. Bremer en W.M. Calder (1994), ‘Prussia and Holland: Wilamowitz and Two Kuipers’, Mnemosyne 47: 177-216.