Paulus benadrukt dat God de bron van vertroosting is in tijden van verdrukking. Hij noemt God "de Vader van alle barmhartigheid en de God van alle vertroosting". Hij prijst God omdat Hij hen troost in al hun verdrukking, zodat ze anderen kunnen troosten met dezelfde troost die ze zelf hebben ontvangen.
Paulus deelt ook zijn geloof dat de verdrukking die ze ervaren, deel uitmaakt van het delen in het lijden van Christus. Hij gelooft dat net zoals ze deelhebben aan het lijden, ze ook deel zullen hebben aan de vertroosting die God biedt.