Over de kracht van herhaling, (oer)beelden, traditie, goed en kwaad, struikelende herders en toneelspelende leerkrachten.
Iedereen kent vast zo’n moment dat je een boek uit hebt, of net naar een film hebt zitten kijken en je eigenlijk nog niet uit ‘die wereld’ gehaald wilt worden. Als we een verhaal over een wolf hebben gezien die eindelijk haar jong vindt, dan voelen we nog een poosje de ontroering in ‘onze eigen wolvenborst’. Als we een verhaal over de drie koningen horen dan zwerven we daarna een poosje rond als een van hen. Op een heel wezenlijk manier worden we van wijze lessen doordrongen door alleen maar naar een verhaal te luisteren of te kijken.
In de Griekse cultuurperiode was deze manier van onderwijs gemeengoed en hadden we de mysteriespelen. Spelen waarin mensen door het zien van een toneelspel en de kracht van die gemeenschappelijke ervaring werden ingewijd in de kunst van het leven. Tegenwoordig is dit ‘vormend’ of formatief onderwijs buiten onze vrije school wat schaarser. In plaatst van gemeenschappelijke ervaringen om van te leren, worden we overstelpt met eenzijdig gerichte informatie, waarvoor we in onszelf soms niet de referentie kunnen vinden om te deze te toetsen.
Dat innerlijk refereren en kunnen spiegelen aan wat er zich voor je neus afspeelt is een nog maar een van de speerpunten van de drie spelen die onze kinderen te zien krijgen. De kerstspelen vanaf de kleuterklas, de paradijsspelen vanaf de vierde klas en het drie koningen spel vanaf de vijfde klas.