Listen

Description

‘Met wat voorhanden is, wat u gegeven werd. De ontevredenheid verteert menig mensenhart. Wat voorhanden is, bevredigt niet: zij willen wat anders. Iedere dag heeft echter genoeg aan zijn eigen kwaad. En het tegenwoordige mag met genoegen worden genoten. 

 

Hier brengt u wat tegenin: Wij moeten toch vooruit zien, vooruit zorgen, vooruit komen. Dat mag toch, daar steekt niets kwaads in. Dat zal wel waar zijn, maar wie zo met de dingen omgaat, zal gewaar worden, dat ze lijm zijn, aan de stok van de duivelse vogelaar. Menigeen bleef er aan kleven en heeft het leed verleerd. Wees toch voorzichtig!

 

Wie kent de levenskramp niet waarvan de gierigheid een symptoom is. Wij leven in het onzekere, en wij willen zekerheid, vandaag en morgen. Onze toekomst en die van onze kinderen. Wie zal ons die geven? Dan nemen ineens alle vrome overwegingen een einde, en wij buigen ons voor het geld. Zo doet de geldgierigheid haar intrede onder de naam van zuinigheid en voorzorg. Zij dient zich aan als van goede huize. 

 

Hoorde u ooit iemand belijden, dat hij gierig was? Maar wat wordt het geestelijk en gemeentelijk leven er door verwoest! Geen wonder, al deze dingen zoeken de heidenen. Levenskramp veroorzaakt stijve gewrichten, nek en knieën worden steeds strammer. Voor zo'n zieke is er een woord van genezing: Ik zal u niet. God aan mijn kant, is meer dan geld op de bank.

 

De levenskramp in onvergenoegdheid. Het tegenwoordige staat ons niet aan. De tegenwoordige omstandigheden, onze werkkring, onze levenstaak. Anders, elders, dat zou het zijn. Hoe genezen wij daarvan? Door zo'n woord: Want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven. Verstaan wij dat, dan worden we vergenoegd. We krijgen er schik in. Dan is onze wandel niet in geldgierigheid, maar in milddadigheid. De vrede Gods gaat hart en zinnen bewaren. Wij mogen ons schikken in het tegenwoordige, en waar we eerst een zwaar hoofd in hadden, geeft ons reden tot dankbaarheid.’