Moet ik gaan met lege handen,
Zo mijn Heiland tegemoet?
Zonder één verloste zondaar,
Mee te brengen aan Zijn voet?
Moet ik gaan met lege handen,
Moet ik zo mijn Heiland zien?
En als loon voor al Zijn liefde
Hem geen dank’bre vruchten biên?
Nee, het is geen angst voor ’t sterven,
Jezus is ’t, Die mij behoudt;
Maar te gaan met lege handen,
Dat is ’t, wat mijn ziel benauwt.
O, te gaan met lege handen
Zo mijn Heiland tegemoet!
Zonder één verloste zondaar
Neer te leggen aan Zijn voet!
Hoeveel jaren die ’k verspilde,
Kwamen zij nog eenmaal weer,
’k Zou ze wijden aan mijn Heiland,
Dankbaar leven tot Zijn eer!
Maar ’k moet gaan met lege handen,
’k Sloeg geen acht op Jezus’ stem:
’k Kan geen enk’le vrucht Hem tonen,
’k Deed nog nimmer iets voor Hem.
Wees toch wakker, volk des Heeren!
Werk zoo lang uw pols hier slaat;
Win toch zielen voor uw Heiland,
Eer ’t voor eeuwig is te laat.
Wilt gij gaan met lege handen,
Zóó uw Heiland tegemoet,
Zonder één geredden zondaar,
Neergelegd aan Jezus' voet?
’k Deed nog nimmer iets voor Hem.
4 Wees toch wakker, volk des Heeren!
Werk zoo lang uw pols hier slaat;
Win toch zielen voor uw Heiland,
Eer ’t voor eeuwig is te laat.
Wilt gij gaan met leêge handen,
Zóó uw Heiland tegemoet,
Zonder één geredden zondaar,
Neêrgelegd aan Jezus' voet?