Over het lot van de goddelozen gesproken
De schrijver van de Psalm vraagt zich in dit gedeelte hardop af wie optreedt tegen de misdadigers en wie er op de bres staat tussen hem en de kwaaddoeners in vers 16:
Wie zal voor mij opkomen tegen de kwaaddoeners?
Wie zal zich voor mij opstellen tegen wie onrecht bedrijven?
Zonder het hier te herhalen , heeft de schrijver van de Psalm zelf al het antwoord gegeven op deze vraag in het eerste vers van de Psalm: de G’d van vergelding en we hebben daar in de voorgaande keren meerdere malen bij stil gestaan.
Wanneer Hij niet te hulp was gekomen, zo schat de schrijver in, dan zou hij het niet meer kunnen navertellen lezen we in vers 17:
Lees verder...