Het gaan van de Twee naar de Eén door de mens is onze levensreis. Op weg naar het vaderland. Vaders land. Een land dat overvloeit van melk en honing. Dat is de Eén. Dat is de plek waar God alles is en in allen. En zolang je daar nog niet bent, ben je uitlandig. Ellendig. Buiten het land.
Israël, het volk van God, maakte deze reis letterlijk toen het van Egypte naar Kanaän reisde. Want de getalswaarden van Egypte – Mitsraïm (380) en van Kanaän (190) verhouden zich als 2:1. Mitsraïm betekent ook dubbele verdrukking. Daar zit de tweeheid in. Israël is de houder van het eerstgeboorterecht onder de volken, net als Adam. Tot haar zullen de volken komen.
Het land Kanaän is Vaders land en het is hen door de Eeuwige als een erfelijk bezit beloofd. Zij mogen dat in bezit nemen. Zij zullen dat ook in bezit nemen.